Menu

Methode

Zo kan het ook ! verschilt van de reguliere, traditionele didactiek in het basis- en volwassenenonderwijs.

De klant is koning. Indien hij onze taal wenst te leren door een combinatie van spreken-lezen-schrijven, verplichten wij hem niet gedurende bepaalde tijd alleen maar te leren spreken.

Gelijktijdig de schrijftaal aanleren, maakt de cursist bewuster van korte en lange klanken, van de delen van een woord en zorgt voor beter articuleren.

Eén consistente leerlijn verschaffen, dus meteen het juiste alfabet (met de  y en niet met de  ij!), uitsluitend met het alfabet laten spellen
en  zonder zgn. ‘klankzuivere leerperiode’ (‘klankzuiver’ d.w.z. inprenting van: ‘enkele klinker = korte klank, verdubbelde klinker/ie = lange klank, een medeklinker heeft maar één klank).
De cursist leert vanaf het begin de complete basiscode van de Nederlandse schrijftaal, mét zijn onlogische kanten, zijn dubbel- en meerzinnigheden, en daarmee leert hij echt lezen. Expliciete taalregels verschaffen houvast, bijv.: ‘hand’ met t-uitspraak, je hoort een t, maar je schrijft een d, want ‘handen’; ‘krant’ want ‘kranten’.

Lezen, schrijven, de tekst inprenten en zelf variaties maken gebeurt hardop, want daarmee geeft de cursist zichzelf ook nog een auditieve input.
Juist articuleren wordt constant bevorderd, want foutieve uitspraak leidt tot foutief schrijven en lezen.

Wat leert de cursist om te beginnen?

 

De enkele  a  e  i  o  u, oftewel de enkele klinker, dus zonder andere letter ervoor of erna  is  een lange klank.

De lange klank van de klinker = zijn klank in het alfabet.

Immers:    de A 12;  de E 313;  Zet een punt op de i !; O, wat bent u mooi!

De klank van de enkele  a  i  o  u  waar één of meer medeklinkers vóór staan blijft een lange klank:  ga, mi, vlo, nu.

De enkele klinker krijgt pas een korte klank mits er één of meer medeklinkers volgen die het woord(deel) afsluiten:  af, erwt, in, ons, uk.

De afsluitende medeklinker ‘maakt’ dus  resp. de  ah-klank,  eh-klank,  ih-klank, oh-klank en uh-klank.

Daarenboven heeft  de   e  een tweede korte klank, eveneens  een  uh-klank (de onbeklemtoonde uh-klank/doffe e/stomme e/sjwa) als er één of meer medeklinkers vóór staan:  de,  me,  liefste.

Met deze uitgangspunten zijn ‘openlettergreepregel’ en ‘dubbelzetterregel’, en daarmee meervouden, logisch en daarmee makkelijker leerbaar, mits de uitspraak van de omgeving/de begeleider de schrijfwijze volgt:                  la+ma = lama,  lam+me = lamme

 

Een  a  e  i  o  u  is een ‘klinker’. Klinkers  kan  je  zingen/ luid roepen.

De andere letters, niet-zingletters,  zijn ‘medeklinkers’. De y  is zowel klinker (i-klank) als medeklinker (j-klank).

Zingletter, want die klank kan je op diverse tonen langdurig aanhouden, waarbij de klinkerklank constant klinkt. Probeer dat maar eens met een op zich staande medeklinker, dus zonder toegevoegde klinkerklank: bijv. bij de  m,  b,  p  kom je niet verder dan een dichte mond, met bijbehorende klemkracht van je lippen.

Letters die verward (kunnen) worden, bijv. omdat ze dezelfde klank kunnen opleveren, worden naast elkaar behandeld. Dus komt de  c  bij de  k  aan bod,  de  d  bij de  t , de f  bij de  v  enz.

Niet de lange  ij  maar de  y  (naam: ypsilon, spreek uit “ipsilon”) is de een na de laatste letter van het alfabet, zie het woordenboek.

En die  y  heeft een i-klank (klinkerfunctie) of een j-klank (medeklinkerfunctie). Waarom verschaft  basisonderwijs aanvankelijk daarover een verkeerd idee (“…x  ij  z”), terwijl woorden als bijv. hobby, baby, pyjama, yoghurt tot de dagelijkse vocabulaire behoren?

De cursist leert een medeklinker altijd aan in combinatie met de verschillende klinkers, waardoor je voorkomt dat de cursist of lesgever de ‘klank’ van een medeklinker verzelfstandigt en voorziet van een  uh-klank (bijproduct van ‘fonologisch’ spellen):   ma  mo  mu   mi  mie  my   me  mee.

En de cursist gaat zien dat de plaats van de medeklinker de klank, ‘lang’ of ‘kort’, van de klinker bepaalt:   o  to  ot .

Zie 3. en 4.

Dat patroon vertoont  telkens in dezelfde volgorde:

  • de klinker in z’n eentje (klinker heeft zgn. lange klank),
  • medeklinker vóór die enkele klinker (klinker behoudt lange klank bij de a, o, i, u),
  • medeklinker na die enkele klinker (klinker wordt/verandert in zgn. korte klank),
  • verdubbelde medeklinker, resp. ie, om weer lange klinkerklank te krijgen + medeklinkerklank.

 

Bv. het model van het spel dat de  letter  a  en bv. de  medeklinker  n  kunnen spelen in woorden van 1 woorddeel/lettergreep:

a       na            an             aan

De  o  en de  a  hebben hetzelfde patroon.  De  e  en de  i  vertonen extra’s.    

Bij de  i  hebben we  ook de uitgang op  ie :

i       ni              in              ien          nie

Bij de  e  hebben we zowaar 2 korte klanken, de uh-klank en de eh-klank, alsmede de uitgang op  ee :

e       ne             en              een       nee               

(ne = “nuh’!, denk aan:  de, ge, je, me, te, we, ze)

 

 

 

Door de uitgangen van het patroon onder 3. hiervoor te combineren maak je deze basiscombinaties bij meerdere woorddelen:

a       na            an             aan           (a+na=) ana              (an+na=) anna

waarna het basispatroon er zo uitziet en correct gelezen kan worden:

a       na            an             aan                    ana           anna

 

En bij de e:

e       ne             en              een       nee                (e+ne=) ene               (en+ne=) enne

waarna het basispatroon is:

e       ne             en              een       nee                ene            enne

 

Het Nederlands vertoont vooral dít algoritme als we de letters  a, n  en  e  combineren:

a       na            an             aan                            ane           anne

De methode nodigt uit om vervolgens medeklinkers toe te voegen, waarbij fantasiewoorden toegestaan zijn, alsmede van medeklinker te wisselen en andere woorddelen toe te voegen. Ze nodigt uit om de’echte’ woorden van context te voorzien door er zinnen mee te maken. Niet-basiswoorden laat je wel lezen, maar verklaar je desgewenst niet.

Wijs de cursist op de plaats van de medeklinker: vóór of na de klinker, en het klankverschil dat dat oplevert. Staat de medeklinker vóór de klinker, dan behouden a o u i y hun lange klank, maar de e verandert in een uh-klank, een van de twee korte klanken van de e , de zgn. sjwa/ doff e /stomme e / onbeklemtoonde e : ga go gu gi gy, maar ge.

Staat de medeklinker na/achter de klinker, dan veranderen alle klinkers in hun korte klank, een ah- oh- uh- ih- eh-klank, behalve bij u+w: as of uk in yp el, maar uw.

De h is de ideale medeklinker om die korte klank weer te geven, omdat je de h na de klinker niet hoort: vgl. ba en bah!

Je legt uit dat je de uh-klank met de u het beste hoort (= de klemtoon heeft) en dat je de uh-klank met de e minder goed hoort
in een woord: vgl. búkke, búkken, gelúk.

Een klinker kan dus niet in zijn eentje een korte klank hebben! Waarom stelt men dan in het aanvangsonderwijs dat de enkele a enz. een korte klank is en alleen de verdubbelde klinker en de ie een lange klank voorstellen? Deze eerste ‘hersenspoeling’ is bij
velen later moeizaam te nuanceren.

Bij verdubbelde klinker+medeklinker, resp. de ie+medeklinker, staat er weer een lange klinkerklank: aap oom uur eet iep.

Omdat met de medeklinker vóór de e de uh-klank van de e wordt aangeduid, verdubbelen we de e om een lange e-klank aan te geven aan het eind van een woord(deel): e me mee (maar: re, muzieknoot, per se).

De enkele e heeft dus een drietal klanken: e-klank (lange klank), uh-klank (korte klank) en eh-klank (korte klank): Eva, je pen!

Ook bij de i kan zijn ‘verdubbeling’, de ie , aan het eind van het woord(deel) staan: wie, knie.

Combinaties van het voorgaande, maken onze ‘openlettergreepregel’ en ‘dubbelzetterregel’ logisch en daardoor
makkelijker leerbaar.
Open lettergreep: sla + pe = slape slape + n = slapen
Dubbelzetter: slap + pe = slappe, waarbij je vertelt dat je een letter maar één keer mag gebruiken/lezen.
De eerste p geeft immers de ah-klank aan (eigenlijk spreek je die p niet uit, je zegt “slah-pe”), de tweede p maakt de uh-klank van de e.

Uiteraard heeft ‘Ana’ geen langere tijd nodig om uit te spreken dan ‘Anna’, maar we zijn nu eenmaal de Italiaanse klank van een klinker, zoals je die zegt in ons alfabet, een ‘lange klank’ gaan noemen en de Noorse (meer norse, binnensmondse) variant daarop ‘een korte klank’.

Veel cursisten hebben moeite met het verschil te leren horen tussen de korte en de lange klank van een bepaalde klinker, vaak ook omdat in de variant van het Nederlands rondom hen de spreker te weinig verschil maakt tussen beide klanken. Spreek, zeker als docent, de klank die door de schrijfwijze wordt aangegeven, danwel door de algemene uitspraakregel betreffende die schrijfwijze (bv. eerlijk, handig: -lijk en -ig zonder klemtoon worden uitgesproken met een uh-klank).

Als docent corrigeer je zijn uitspraak voortdurend, mondeling en in geschrift, door wat cursist bij vergissing zei uit te schrijven en de juiste schrijfwijze daarnaast te zetten.

Bij uitleg blijf je zo dicht mogelijk bij wat de cursist al weet, want dat is voor hem het duidelijkst.

Je belast hem dus niet met nietszeggend jargon (metataal). Bv. de ‘doffe e/stomme e/sjwa’ noem je dus de ‘uh-klank van de e’; je praat over de  ‘ik-vorm’, de ’t-vorm’ en de ‘e n -vorm’ als je de persoonsvormuitgangen tegenwoordige tijd (‘nu-tijd’) behandelt, in plaats van ‘eerste persoon’, ’tweede persoon’, ‘derde persoon’.

Uitleg die klopt, ook in andere gevallen, is een taalregel. De begeleider vindt die tot in alle details van het Nederlands in de leermethode van drs. W.J. de Haan en voor zover nodig ook in Zo kan het ook! onder de Hulpmiddelen.

Wijs de cursist op de plaats van de medeklinker: vóór of na de klinker, en het klankverschil dat dat oplevert.

Staat de medeklinker vóór de klinker, dan behouden  a  o  u  i  y  hun lange klank, maar de  e  verandert in een uh-klank, een van de  twee korte klanken van de e, de zgn. sjwa/doffe e/stomme e/onbeklemtoonde e :  ga  go  gu  gi  gy, maar  ge.

Omdat met de medeklinker vóór de  e  de uh-klank van de  e  wordt aangeduid, verdubbelen we de  e  om een lange e-klank aan te geven aan het eind van een woord(deel): e    me    mee. Maar: re (muzieknoot), per se.  Die  ee  blijft staan in een samenstelling (= een woord + een woord, bv. meegaan).

Staat de medeklinker na/achter de klinker, dan veranderen alle klinkers in hun korte klank, een ah-  oh- uh-  ih-  eh-klank, behalve bij  u+w:  as  of  uk  in  yp  el,  maar  uw.

De  h  is de ideale medeklinker om die korte klank weer te geven, omdat je de  h  na de klinker niet hoort: vgl.  ba  en  bah!, Jo en joh, hu en uh.

Je legt uit dat je de uh-klank met de  u   het beste hoort (= de klemtoon heeft) en dat je de  uh-klank met de  e minder goed hoort in een woord:  vgl.  búkke,  búkken,  gelúk.

Een klinker kan dus niet in zijn eentje een korte klank hebben! Waarom stelt men dan in het aanvangsonderwijs dat de enkele  a  enz.  een korte klank is en alleen de  verdubbelde klinker en de  ie   een lange klank voorstellen? Deze eerste ‘hersenspoeling’ is bij velen later moeizaam te nuanceren.

Bij verdubbelde klinker+medeklinker, resp. de ie+medeklinker, staat er weer een lange klinkerklank: aap  oom  uur  eet  iep.

De  enkele  e  heeft dus  een  drietal klanken:  e-klank (lange klank),  uh-klank (korte klank) en eh-klank (korte klank):  Eva, je pen!

Net als bij de  e  kan bij de  i  zijn ‘verdubbeling’, de  ie , aan het eind van het woord(deel)staan:  wie, knie.

Combinaties van het voorgaande maken de zgn. ‘openlettergreepregel’ en ‘dubbelzetterregel’ logisch en daardoor makkelijker leerbaar.

Open lettergreep:  sla + pe = slape      slape + n = slapen

Dubbelzetter: slap + pe = slappe   De eerste  p  geeft immers de  ah-klank aan, je spreekt hem eigenlijk niet uit, de tweede  p  maakt de  uh-klank van de  e .

Dubbelzetterproblemen? Dicteer bv. ‘an’, laat dat opschrijven. Dicteer dan ‘ne’ als tweede woorddeel.                      Is het resultaat ‘ane’ dan leest/gebruikt de cursist de medeklinker 2 maal en blijkt hij het algoritme niet te kennen, vermoedelijk omdat dit niet genoeg door hem is uitgesproken en neergeschreven.

Wijs hem er uitdrukkelijk op dat je een medeklinker maar 1 maal kan lezen/gebruiken. We horen geen dubbele medeklinker (we zeggen immers “ah-ne”). Maar de eerste medeklinker die hij niet hoort, is nodig om de ah-klank te maken/te zien, en de tweede zelfde medeklinker is de medeklinker die je wel hoort.

Openlettergreepproblemen? Schrijft de cursist bv. ‘slaappen’. Ook dan heeft hij zich het algoritme …. apen  appen  nog niet voldoende eigen gemaakt. Wijs hem dan nog op de basisregel dat je na een lange klank nooit een dubbele medeklinker schrijft (behalve bij samenstellingen en in de o.v.t. van zwakke werkwoorden, maar aan die ‘behalves’ is hij overigens nu nog niet toe).

En natuurlijk wijs je de cursist op het woord(deel)  ’te’  met  uh-klank en daarnaast in ’tenen’  met de  e-klank. Hij zal de woorden (met meer woorddelen) moeten kennen om te weten welke klank er bij elk woorddeel hoort, vgl.:          Ik beken dat ik de beken heb vervuild.

Maar bij 2 woorddelen van het type  ‘e-1 medeklinker -e’ is de eerste  e  meestal een lange klank en de tweede een  uh-klank: beter  deze   zetel   geven.

En aan het eind van een woord levert ‘medeklinker+ e’ altijd een uh-klank op:  de boze bode, behalve bij de woorden re (muzieknoot) en per se.

De alfabetspelling hanteer je direct bij de klinkers, want naam en klank zijn identiek (de y uitgezonderd).

Bij de introductie van medeklinkers verstrek je de alfabetnaam van de letter zodra de cursist beseft wat ‘de klank’ van deze medeklinker is/kan zijn, of als gebleken is dat hij de naam en de klank niet verwart. Verstrek je de alfabetnaam van de medeklinker te vroeg, dan is de kans groot dat de cursist gaat lezen met de alfabetnaam: ‘ma’ wordt dan “emma”. Zolang we de alfabetnaam niet geven, heb je het over “deze letter/deze medeklinker”.

Spellen doe je uitsluitend alfabetisch, oftewel altijd één voor één de letters van het woord benoemend (bv. “eu” =      e    u), want alleen de alfabetnamen van onze letters leveren eenduidige informatie op. Bovendien slijpt door zo te spellen de juiste lettervolgorde in en daarmee het volledige woordbeeld.

Immers, fonologisch spellen, d.w.z. spellen met de klanken die de letters in een woord hebben en daarbij de medeklinker voorzien van een uh-achtig geluidje, veroorzaakt verwarring bij de leerder, omdat in het Nederlands een bepaalde klank op meerdere manieren kan worden geschreven, c.q. een bepaalde letter gebruikt wordt voor verscheidene klanken (zie overzicht ‘meerduidigheid medeklinkers onder de Hulpmiddelen).

Bovendien ontstaan er lees- en schrijffouten door fonologisch te spellen, bv. de cursist leest ‘diep’  als “diepe” en het gedicteerde “hoge” wordt door hem geschreven als ‘hoog’, vanwege het feit dat hij heeft geleerd om de individuele medeklinker van een uh-klank te voorzien (de  p  is voor hem een “puh”, de  g  een “guh”).

Vaste lettercombinaties als één ongedifferentieerd geheel aanbieden (oe, ui, eeuw enz. als ‘blokje’) zonder dat die alfabetisch gespeld worden, verhindert het verkrijgen van een innerlijk woordbeeld bij de cursist. Bv. hij schrijft  iu  i.p.v.  ui, of eew  i.p.v.  eeuw, omdat de volgorde niet expliciet werd benoemd en ingeslepen.

© 2024 - Zo kan het ook ! Motionmill webdesign, seo & internet services